Ten gevolge van de Covid-19 crisis werd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een afwijkende procedure in het leven geroepen voor het bekomen van vergunningen voor de uitvoering van bouwplaatsen op de openbare weg. Die afwijkende procedure werd ingesteld door het volmachtbesluit nr. 2020/34 van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 11 juni 2020, en gold voor de vergunningsaanvragen die uiterlijk op 18 december 2020 volledig werden verklaard.
Een licht gewijzigde procedure wordt nu in het bijzonderemachtenbesluit nr. 2020/048 van 17 december 2020 ingesteld. De uitzonderingsgregeling geldt (i) voor de vergunningsaanvragen die op 30 december 2020 (i.e. de dag van inwerkingtreding van het besluit) reeds worden onderzocht; en (ii) voor de vergunningsaanvragen die ingediend worden tussen 30 december 2020 en 30 juni 2020.
De vergunningsaanvraag wordt in de uitzonderingsregeling door de Coördinatiecommissie van de Bouwplaatsen verleend, in plaats van door de beheerder van de weg, zoals in de gewone vergunningsprocedure is voorzien (Ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg, BS 18 mei 2018). De Coördinatiecommissie van de Bouwplaatsen verleent in de gewone procedure louter advies.
Het besluit heeft ook als doelstelling om te vermijden dat een gezamelijke opstart van bouwplaatsen (na een stillegging of vertraging ten gevolge van de Covid-19 crisis), hinder op de openbare wegen zal veroorzaken. Die vrees lijkt niet onterecht te zijn. Volgens Brussel Mobiliteit kan tot 25% van de openbare wegen in het Gewest, ten gevolge van bouwplaatsen, niet normaal gebruikt worden, en worden jaarlijks gemiddeld op 120.000 bouwplaatsen werken uitgevoerd.
Het besluit legt daarom een aantal richtsnoeren voor de Coördinatiecommissie vast, die de Commissie in staat moet stellen om op een gestructureerde wijze de uitvoeringsvergunningen, in een welbepaalde prioriteitenvolgorde, te verlenen, om aldus hinder op de openbare weg te vermijden.